Benoeming bestuurder door de medewerkersraad
Ik kreeg laatst weer een vraag over het veranderen van de governance bij een stichting. “Als ideële stichting willen wij dat de medewrekersraad de directeur-bestuurder aanstelt. Volgens de wetgeving die we konden vinden vindt benoeming plaats door de bestuurder zelf of de raad van toezicht die de bestuurder aanstelt. Kun we in de statuten zetten dat de medewerkersraad de bestuurder aanstelt?
Als dat niet kan willen wij eventueel een Raad van Toezicht, maar eén die alleen toezicht houdt en advies geeft. Deze Raad mag niets goed- of afkeuren en vervult eigenlijk alleen de werkgeversrol voor de bestuurder en de medewerkersraad adviseert maar hij mag dus niets besluiten”.
Het gaat om een stichting, de enige rechtspersoon die geen eigenaar heeft. In alle andere gevallen zijn het de eigenaren, vertegenwoordigd door de Algemene Vergadering, die het bestuur benoemen.
Het antwoord op de vraag staat in BW Boek 2 titel 6, de titel die over stichtingen gaat. De enige bepalingen met betrekking tot het benoemen van het bestuur staan in de artikelen 285 en 286. Artikel 286 schrijft voor dat benoeming van het bestuur (en de commissarissen) in de statuten geregeld moet worden. Er worden geen nadere regels gesteld. En in artikel 285 wordt bepaald dat: ”Indien de statuten een of meer personen de bevoegdheid geven in de vervulling van ledige plaatsen in organen van de stichting te voorzien, wordt zij niet uit dien hoofde aangemerkt leden te kennen.” Immers, als een stichting leden blijkt te hebben moet deze door de rechter worden ontbonden of omgezet in een vereniging. Uit deze bepaling blijkt dat je in de statuten de vrijheid hebt personen, bijvoorbeeld alle of een groep medewerkers c.q. de medewerkersraad, aan te wijzen die het bestuur mogen benoemen. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de raad van commissarissen.
Tot voor kort kende het BW geen bepalingen rond een RvC c.q. RvT. Die werd altijd in de statuten geregeld, maar er bestonden geen wettelijke voorschriften. De vaak voorkomende bepalingen waarin het bestuur toestemming nodig had van de RvT waren overgenomen uit de structuurwet voor grote vennootschappen. Het was dus een eigen keuze om sommige bestuursbesluiten aan toestemming van de RvT te binden.
Sinds een paar jaar is de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) van toepassing. Deze regelt in het BW ook de mogelijkheid dat een stichting een raad van commissarissen kan hebben, die ook raad van toezicht genoemd mag worden. De enige voorschriften luiden: “De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie.” De enige formele bevoegdheid die daarnaast is geregeld is, dat de raad van commissarissen de bestuurder of bestuurders mag schorsen. Deze bevoegdheid kan in de statuten worden opgeheven. Degene(n) die bevoegd is/zijn bestuurders te benoemen kunnen dan de schorsing opheffen of de bestuurder ontslaan. Uiteraard staat het vrij nadere bevoegdheden in de statuten te benoemen.
Als je een vorm van zelfbestuur nastreeft zijn er natuurlijk meer mogelijkheden om dat doel te bereiken. Al in 1892 richtte J.C. van Marken (inderdaad, die van de eerste kern bij Gist Brocades) een drukkerij op, op basis van een Maatschap. Alle werknemers, van directeur tot krullenjongen, waren maten in de Maatschap en dus gelijkwaardige mede-eigenaren.
Een derde mogelijkheid is de Productieassociatie. Daarbij zijn alle werknemers lid van een Coöperatieve Vereniging (of een Onderlinge Waarborgmaatschappij) die een onderneming in stand houdt. De werknemers vormen dan de ledenvergadering die het bestuur en eventueel de leden van een raad van commissarissen benoemt.