Uncategorized

De Wet bestuur en toezicht komt er aan

Inleiding

Eind 2020 is de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) door de Eerste Kamer aangenomen. Het betreft een aantal wijzigingen en aanvullingen op de regeling van rechtspersonen in Boek 2 van het BW. Inmiddels is de Wet in het Staatsblad gepubliceerd. Vanaf 1 juli 2021 zal deze Wet van kracht zijn. De WBTR is gericht op het verbeteren van het wettelijk kader voor rechtspersonen, in het bijzonder voor verenigingen, coöperatieve verenigingen, Onderlinge waarborgmaatschappijen (OWM’s) en stichtingen.

Een belangrijk punt is, dat de Wet nu voor alle rechtspersonen de mogelijkheid creëert on een raad van commissarissen in te stellen. Tot nu toe had de raad van commissarissen alleen voor de NV’s, de BV’s, de Coöp en de OWM een basis in het BW. Daar waar stichtingen en verenigingen al op basis van hun statuten een raad van toezicht geregeld hebben mag deze zo blijven heten. Wel moet even nagegaan worden of dit vrijwillig ingestelde orgaan voldoet aan de normen van de nieuwe Wet. In afwijking van het duale bestuursmodel (two tier bestuur) kunnen alle rechtspersonen ook een keuze maken voor een monistisch bestuursmodel met uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders.

Voor commissarissen bij NV’s en BV’s bestond de verplichting dat zij moeten optreden in het belang van de rechtspersoon en de daarmee verbonden onderneming al heel lang en voor bestuurders van NV’s en BV’s is die verplichting al in 2013 opgenomen in de eerste WBTR. Een belangrijk punt in de nieuwe Wet is dat deze verplichting nu voor alle bestuurders en commissarissen bij alle rechtspersonen als uitgangspunt in de Wet verankerd wordt.

Bestuur

Voor de NV en de BV geldt nu al dat er een statutaire regeling moet zijn voor ontstentenis of belet van de bestuurder. Deze verplichting gaat voor alle rechtspersonen gelden. Bepaald wordt dat de persoon die bij ontstentenis of belet van de bestuurder diens taken waarneemt voor wat betreft de nodige bestuurshandelingen met een bestuurder wordt gelijkgesteld.

De nieuwe Wet bepaalt dat de bestuurders een raadgevende stem hebben in de algemene vergadering. Doel van de toekenning van deze raadgevende stem is dat de bestuurders in de gelegenheid worden gesteld om hun visie op de door de algemene vergadering voorgenomen besluiten te doen blijken zodat de aandeelhouders of de leden met die visie rekening kunnen houden. Op dit moment is de raadgevende stem alleen wettelijk geregeld voor de NV en voor de BV De regeling geldt voor alle rechtspersonen die een algemene vergadering hebben.

Bij een meerhoofdig bestuur wordt het stemrecht nader geregeld. De statuten kunnen straks bepalen dat een met name of in functie aangeduide bestuurder meer dan één stem wordt toegekend. Een bestuurder kan echter niet meer stemmen uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen. Indien er nu een regeling in de statuten staat waarbij één bestuurder wel een meerderheidsstem kan uitbrengen moet deze bepaling bij de eerste statutenwijziging worden aangepast. Na uiterlijk vijf jaar is een dergelijke bepaling in de statuten nietig.

Daarnaast geeft de Wet een duidelijke regeling voor het aansprakelijk stellen van bestuurders en commissarissen bij faillissement. Voor alle bestuurders geldt nu al dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schade als gevolg van wanbestuur. In de nieuwe Wet wordt daarnaast een uniforme regeling gegeven voor de aansprakelijkstelling van bestuurders door de faillissementscurator. De Wet verklaart deze regeling van overeenkomstige toepassing op commissarissen. Inhoudelijk zijn de voorgestelde bepalingen grotendeels gelijk aan de regeling voor aansprakelijkheid bij faillissement die nu reeds voor de meeste rechtspersonen geldt. De regeling betreft de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen jegens de boedel, en de vordering kan dan ook uitsluitend door de faillissementscurator worden ingesteld.

Stichtingen

In de oude wetgeving bestond voor de stichting nog geen verplichting in de statuten een regeling op te nemen ingeval een bestuurder of commissaris een tegenstrijdig belang heeft. De voor andere rechtspersonen al bestaande verplichting ter bescherming van het belang van de rechtspersoon wordt nu uitgebreid naar de stichting. Daarmee komt voor alle rechtspersonen te gelden dat bestuurders met een tegenstrijdig belang niet mogen deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over het betreffende onderwerp. De voorgestelde regeling bevat een aanvulling voor bestuurders en commissarissen van een stichting. Reden daarvoor is dat de stichting geen algemene vergadering kent. Voor stichtingen wordt daarom bepaald dat als de stichting geen raad van commissarissen heeft, de bevoegdheid ook in geval van tegenstrijdig belang van de bestuurders blijft rusten bij het bestuur. Als er een raad van commissarissen is geldt daarvoor hetzelfde. Voor beiden geldt dan wel dat zij de beweegredenen die aan het besluit ten grondslag liggen schriftelijk moeten vastleggen.

Het ontbreken van een orgaan vergelijkbaar met de Algemene Vergadering zoals die bij kapitaalvennootschappen en verenigingen bestaat maakt dat er bij stichtingen geen principale stakeholder is die kan ingrijpen als bestuur en toezicht het laten afweten. Daarom beruste van oudsher het toezicht tot op zekere hoogte bij de rechter die de mogelijkheid had een stichtingsbestuur te ontslaan op verzoek van een belanghebbende. Maar de ontslaggronden zijn in de jurisprudentie altijd heel beperkt uitgelegd. In de nieuwe Wet is daarom besloten tot een modernisering van de regels voor ontslag van bestuur en commissarissen bij stichtingen. In het vervolg kan een stichtingsbestuur(der) bijvoorbeeld worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen of op grond van ernstig gewijzigde omstandigheden op grond waarvan zijn aanblijven niet langer geduld kan worden.

Wat betekent de WBTR voor de ondernemingsraad?

De gevolgen van de nieuwe regels zullen per onderneming verschillen. De ondernemingsraad kan het onderwerp in algemene zin agenderen in het artikel 24 overleg en daar bespreken wat de concrete gevolgen zullen zijn voor de bestuurlijke inrichting van de organisatie.

De ondernemingsraad moet al aan het begin van zijn zittingstermijn inzicht krijgen in de bevoegdheidsverdeling binnen het bestuur en tussen het bestuur en de raad van commissarissen. Wijzigingen daarin, voor zover niet adviesplichtig, moeten onmiddellijk aan de ondernemingsraad worden meegedeeld. En natuurlijk kan de ondernemingsraad zijn informatierecht gebruiken om te vragen welke wijzigingen nodig zijn om, binnen 5 jaar, te voldoen aan de WBTR.

Indien de nieuwe wetgeving dwingt tot aanpassing van de statuten zal vaak naast het overlegrecht ook het adviesrecht op grond van artikel 25 aan de orde zijn. Zeker als het gaat om wijzigingen in de relatie tussen bestuur en commissarissen of om aanpassing van de stemverhoudingen binnen het bestuur.