Uncategorized

Food for thought

Het is al weer wat langer geleden. De voorzitter van de ondernemingsraad, duidelijk herkenbaar als  kaderlid in actie, zou de overlegvergadering openen. Maar voor dat kon maakte de directeur (net geheel marktconform gepromoveerd van 1 naar 2 ton vanwege de verzelfstandiging van het SW-bedrijf in een BV) nog even een punt. “Met jullie exorbitante looneis van 2% maken jullie de sector helemaal kapot! Dan heb je straks geen baan meer maar een bijstandsuitkering!” 

De voorzitter antwoordde kort door de bocht en recht voor zijn raap. “Zak, probeer jij dan maar eens een half jaar van mijn loon rond te komen!” Je begrijpt, dat was helemaal fout. Na-ijver, wat heet, jaloezie, pure afgunst, alleen aan jezelf denken.  Of….   Was het een noodkreet? “Jij begrijpt niks van mij, van hoe ik leef en hoe ik rond moet komen!”

Duidelijk is, dat vrijwel iedereen de neiging heeft om zich te spiegelen aan zijn omgeving. Het voorstellingsvermogen is beperkt dus nemen we vaak onze directe omgeving als norm. Een mooi voorbeeld daarvan was een aantal jaar terug te zien op televisie. Door velen, in elk geval in mijn omgeving,  afgedaan met de opmerking: “Hoe blond kan je zijn?” En dat Eva Jinek blond is zal niemand betwisten. Maar was dat wel het probleem?

Ga maar eens naar YouTube en zoek het fragment op. Eva Jinek die Wouter Bos, toen nog minister, bevraagt op zijn politiek, die toch wel heel erg ten koste van de middeninkomens ging. “Zo vanaf anderhalve ton!” Vervolgens een tenenkrommende discussie waarin Wouter Bos en nog twee gasten proberen uit te leggen dat de middeninkomens toch echt niet bij anderhalve ton beginnen. Er zelfs niet eindigen. Maar het kwartje viel niet. Begrijpelijk als je de leefwereld van Eva Jinek in aanmerking neemt.

Eva Jinek was op dat moment de vriendin van een advocaat die inmiddels geen miljonair meer is. De gelijken in haar beroepsomgeving zijn de Pauw en Wittemannen en vergelijkbare bekende Nederlanders met inkomens die vaak op gespannen voet staan met de Balkenendenorm. En ik schat zo in dat ook de meeste gasten aan tafel tot de 10% inkomenstrekkers behoren die een inkomen boven de 70 mille hebben. En binnen die inkomensgroep is anderhalve ton inderdaad een middeninkomen. Zo ontstaat een tweedeling tussen groepen die elkaar niet meer verstaan, niet omdat ze andere talen spreken maar omdat dezelfde begrippen een andere betekenis hebben.

En precies door die tweedeling gaat de communicatie vaak mis. Woningcorporaties die geleid worden door bestuurders en commissarissen die ook allemaal tot die kleine groep behoren waar de wet normering topinkomens over gaat. Die zelf allemaal in een koophuis wonen, en die geen idee hebben van de leefwereld van mensen in een huurhuis met een inkomen onder de € 35.000. Dan krijg je een beleidsstuk dat stelt dat het gemorrel aan de hypotheekrenteaftrek het grootste probleem voor de volkshuisvesting is omdat huurders dan minder makkelijk hun huis kunnen kopen (wat nog te koste van de kasstroom gaat ook). Dan krijg je een bestuurder die de suggestie om in het profiel voor de RvC op te nemen dat tenminste één commissaris in een huurhuis moet wonen wegwimpelt met de opmerking: “Dan weet je wat je krijgt en dat wil je niet.” Met een instemmende reactie van de aanwezige commissarissen.

Een belangrijk punt om bij stil te staan als we het hebben over het overleg over de beloningsverhoudingen binnen de onderneming en het vaststellen van de top beloningen. Dat overleg is een overleg tussen twee leefwerelden. Voor veel OR leden gaat het bij topinkomens over inkomens van een omvang die buiten hun voorstellingsvermogen ligt. En voor bestuurders en commissarissen zijn de inkomens van de werknemers geen individuele inkomens van de mensen die tegenover hen zitten.  Eerder gaat het in hun belevingswereld om een geaggregeerde post op de verlies & winstrekening waarvan de hoogte mede bepalend is voor het bedrijfsresultaat. De kunst van het op gang brengen van het overleg over de topinkomens en de beloningsverhoudingen wordt dan de kunst van het overbruggen van twee sterk verschillende belevingswerelden.

Ter illustratie nog een laatste voorbeeld. Een paar jaar geleden adviseerde ik een ondernemingsraad van een groothandel die verkocht werd. De problemen waren groot. Het ging al jaren slecht met het bedrijf.  En het ene gat werd met het andere gestopt. Daarbij waren ook de pensioenpremies betrokken. Dat wil zeggen, die waren al jaren niet meer afgedragen aan de pensioenverzekeraar.  Dat had de ondernemingsraad natuurlijk kunnen weten. De DGA was een voormalig accountant die de steeds stijgende pensioenschuld elk jaar keurig op de balans verantwoordde. Maar met de ondernemingsraad besprak ze alleen de verlies en winstrekening: “Want wees nou eerlijk, voor jullie is toch vooral het bedrijfsresultaat van belang.”

De kopers waren investeerders. Die kochten vaker slecht draaiende bedrijven om die weer op te lappen en door te verkopen. En op zich deden ze dat niet beroerd zo bleek uit referenties die de ondernemingsraad had opgevraagd bij ondernemingsraden die eerder met deze investeerders te maken hadden. Alleen die pensioenschuld, dat was het grote probleem. Vijf jaar pensioenpremie voor 150 werknemers (uiteindelijk bleek het zelfs om zeven jaar te gaan) dat was te veel. En dus kwam de eis op tafel dat de koop alleen door kon gaan als het personeel bereid was af te zien van de vordering. En dat lag de ondernemingsraad dan weer zwaar op de maag.

De discussie tussen de voorzitter van de ondernemingsraad en de investeerders werd vrij fel. Tot één van de investeerders vroeg: “En meneer Schreiner, wat vindt u er van? Behoud van werkgelegenheid is toch ook belangrijk. Vertelt u de ondernemingsraad nou eens om verstandig te zijn.” Ik gaf aan dat ik de ondernemingsraad best begreep omdat het uiteindelijk toch ging om hun toekomstig inkomen. “Ach meneer Schreiner, wat scheelt dat straks nou helemaal? Een verschil van misschien 1 of 2 tientjes in de maand! Dat is wat je op tafel laat liggen als je ergens gegeten hebt.” Die schoot mij even verkeerd, dus gaf ik terug: “Voor deze mensen is dat straks, als de kleinkinderen in de vakantie komen, het verschil tussen een dagje in een badje op het balkon en een dagje Efteling.” De heren investeerders keken of ze water zagen branden. Ogen die uitpuilden van ongeloof.

Interessanter was de reactie van de DGA. Die begon te huilen. En niet zo’n klein beetje. Met van die lange gierende uithalen. De voorzitter en ik hebben haar even apart genomen om aan te geven dat de opmerking echt niet voor haar bedoeld was. Dat begreep ze. En toen kwam de aap uit de mouw. Al jaren geleden had ze, om het bedrijf te redden, haar hele hebben en houden aan de bank in onderpand moeten geven. Het huis, de auto, haar salaris en dat van haar echtgenoot. “Mijn gezin leeft al jaren van een zakgeld van de bank op bijstandsniveau. Dus toen u dat zei wist ik meteen wat ik mijn kinderen al jaren te kort doe.” Kennelijk had die voorzitter van de ondernemingsraad van dat SW bedrijf toch een punt.