Werknemerscommissaris? Vertrouwenscommissaris? Voordrachtscommissaris?
Of toch maar gewoon Werknemerscommissaris…
In een interview in het Algemeen Dagblad van 8 maart 2022 doet FNV voorzitter Tuur Elzinga een opmerkelijke uitspraak. De FNV gaat streven naar meer zeggenschap voor werknemers, niet alleen door het versterken van de positie van de ondernemingsraad, maar ook door in te zetten op het verkrijgen van meer invloed in de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen. Op de vraag of we dan moeten denken aan een werknemerscommissaris zoals in Duitsland zegt hij dat daar in de komende jaren over nagedacht moet worden.
De werknemerscommissaris is al jaren een heikel punt binnen de Nederlandse arbeidsverhoudingen. De eerste voorstellen om een werknemer in de Raad van Commissarissen van (grote) vennootschappen te laten kiezen dateren al uit de periode tussen de twee Wereldoorlogen. Vanuit de Sociaal Democratie (SDAP en NVV) werd voorgesteld om naar Midden Europees voorbeeld ondernemingsraden in te stellen om medezeggenschap op operationeel niveau te organiseren en om deze ondernemingsraden het recht te geven een of meer werknemers te benoemen in de Raad van Commissarissen om zo ook medezeggenschap op strategisch niveau zeker te stellen. Overigens stootte dit niet alleen in werkgeverskringen op grote weerstand. In de jaren dertig keerde ook de Sociaal Democraat professor Bongers zich tegen het idee werknemers zitting te laten hebben in de Raad van Commissarissen. Hooguit konden naar zijn idee mensen van buiten de onderneming namens de werknemers zitting hebben.
Ook na de Tweede Wereldoorlog duikt de werknemerscommissaris af en toe op. Maar noch de vakbonden noch in de politiek wordt een duidelijk beeld ontwikkeld van hoe dat er uit zou moeten zien. Bij de vakbonden, met name het NVV bestaat bovendien de angst dat een uit werknemershoek aangedragen commissaris de onafhankelijkheid van de werknemers (en dus ook van de vakbonden) te veel in de weg zou zitten.
Eind jaren vijftig krijgt een regeringscommissie, de commissie Verdam, de opdracht om te zien of het vennootschapsrecht nader kan worden aangepast om zo de factor arbeid een positie te geven in de Governancestructuur van de onderneming die gelijkwaardig is aan die van de factor kapitaal. Naast het enquêterecht (voor de vakbonden), de Wet op de jaarrekening (waarbij belanghebbenden zoals ondernemingsraden en vakbonden) de juistheid van de jaarrekening kunnen aanvechten en versterking van de positie van de ondernemingsraad die al sinds 1950 bestond kwam de commissie ook met voorstellen voor een werknemerscommissaris op voordracht van de ondernemingsraad. In de SER leidde dit tot een unaniem gedragen voorstel om de Raad van Commissarissen via coöptatie tot stand te laten komen waarbij zowel de ondernemingsraad als de vergadering van aandeelhouders een vrijblijvend voordrachtsrecht kregen. Zowel de commissie Verdam als de SER gingen er daarbij van uit dat werknemers geen zitting in de Raad van Commissarissen konden hebben. Bovendien konden zowel de aandeelhouders als de ondernemingsraad een voorgenomen benoeming aanvechten als de kandidaat niet geschikt was of als door de benoeming de Raad van Commissarissen “niet naar behoren was samengesteld”. Dit voorstel werd door de regering overgenomen, inclusief voor structuurvennootschappen een verbod voor werknemers om zitting in de Raad van Commissarissen te hebben.
De vakbonden hebben nooit een heldere en eenduidige visie gehad op de werknemers commissaris. Het CNV heeft begin jaren zestig van de vorige eeuw de stelling betrokken dat het ondernemingsbestuur in handen zou moeten komen van een Raad van Beheer. De helft van de leden van die Raad moeten dan door de aandeelhouders worden gekozen en de andere helft direct door (maar niet uit) het hele personeel. De laatste keer dat dit idee door een CNV bestuurder werd geuit (in een artikel in het blad Zeggenschap) was tijdens de crisis in 2009 als panacee voor alle problemen bij de banken. Daarna werd het weer stil. Hetzelfde gebeurde toen een FNV bestuurder in 2015 een “vakbondscommissaris” eiste bij banken en verzekeraars. Dit in het kader van de discussie over beloningen en bonussen. Ook dit idee was niet gebaseerd op een duidelijke visie.
Buiten het bedrijfsleven bestond er met name in de zorg bij werkgevers grote weerstand tegen voordrachtscommissarissen, of die nou door de medezeggenschap of door cliëntenraden werden voorgedragen. Een poging om tot een wettelijke regeling te komen bleef in de jaren 90 van de vorige eeuw beperkt tot een voordrachtsrecht voor cliëntenraden.
De enige visie in FNV kringen is ooit geformuleerd door het OVC, het overlegorgaan van vertrouwenscommissarissen. Dit overlegorgaan bestond uit voordrachtscommissarissen en had goede contacten met de FNV al stond het er formeel los van. Aangezien alle commissarissen moeten optreden in het belang van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming bepleitte het OVC slechts een beperkte partijdigheid, gerechtvaardigd omdat de meeste commissarissen bewust of onbewust een zekere partijdigheid hadden richting kapitaalverschaffers. Omdat de commissaris door zijn positie een vertrouwensrelatie met de medezeggenschap had, maar wettelijk geen werknemer mocht zijn werd de term werknemerscommissaris vervangen door de “Vertrouwenscommissaris”.
Als aan het begin van de jaren nul van de 21ste eeuw FNV en NCD hun registers met kandidaten samenvoegen in het Nationaal Register van commissarissen en toezichthouders verstomt de discussie helemaal. Alleen in uitgaven van het Nationaal Register (nu omgedoopt tot NR Governance) wordt aandacht besteed aan de Voordrachtscommissaris waarbij nadrukkelijk afstand wordt genomen van de werknemers commissaris en de vertrouwenscommissaris: “Zodra de kandidaat van de ondernemingsraad is benoemd, is deze ‘gewoon’ commissaris, net als zijn collega’s in de raad van commissarissen. Het enige onderscheid is dat deze commissaris op voordracht van de ondernemingsraad is benoemd en in de regel ook over enige door de ondernemingsraad gewenste specifieke deskundigheden (bijvoorbeeld op het vlak van HRM, sociaal beleid of arbeidsverhoudingen) zal beschikken. Vandaar ook de aanduiding ‘voordrachtscommissaris’, in plaats van de nogal misleidende termen ‘werknemerscommissaris’ of ‘vertrouwenscommissaris’.” Van het oorspronkelijke idee dat een door de medezeggenschap voorgedragen commissaris onderdeel is van de medezeggenschap is niets overgebleven. Nederland is daarmee flink afgegleden van de Europese regelgeving waarin onder medezeggenschap primair werknemersvertegenwoordiging in de raad van commissarissen of in een one tier bestuur wordt verstaan.
Uit de opmerking van Tuur Elzinga dat de wijze waarop werknemersinvloed in bestuur en Raad van Commissarissen vorm moet krijgen in de komende jaren valt op te maken dat er nog geen concrete ideeën zijn binnen de FNV. Een ontwikkeling van de laatste jaren is wel dat in het kader van het artikel 24 overleg strategisch overleg met bestuur en commissarissen van de grond komt. Deze ontwikkeling wordt ook vanuit de FNV gestimuleerd via deelname in de Alliantie Medezeggenschap en Governance en door het uitreiken van de Driehoek 3D trofee.
Maar om de medezeggenschap op strategisch en vennootschappelijk niveau een steviger verankering te geven zou een aantal stappen genomen moeten worden. Bijvoorbeeld door de medezeggenschap in de governance codes als institutionele stakeholder te erkennen, die als zodanig gelijkwaardig is aan de aandeelhouders en die daarom een eigen plaats in de Governancestructuur van de vennootschap verdient en die dus niet met de andere, niet institutionele, stakeholders op één hoop gegooid mag worden. Dat kan ook door de ondernemingsraad wettelijk meer inspraak te geven op bijvoorbeeld belangrijke besluiten rond de winstbestemming, niet alleen van de eigen vennootschap, maar ook op groeps- of concernniveau. En over vennootschappelijke besluiten die niet direct via toerekening of medeondernemerschap onder de bevoegdheden van de OR vallen.
Een nog verdergaande mogelijkheid is om bilateraal overleg tussen ondernemingsraad en RvC wettelijk te regelen, bijvoorbeeld in het kader van het belonings- en beoordelingsbeleid ten aanzien van het Bestuur. Dit kan aangevuld worden met een spreekrecht in de Algemene Vergadering bij alle rechtspersonen zoals dit nu alleen geregeld is voor NV’s. Of, in een nog verder gaande vorm, door aan te sluiten bij de voorstellen van G. van den Bergh, rapporteur van de werkgroep van SDAP en NVV die in 1923 met de eerste voorstellen kwam om medezeggenschap op vennootschappelijk niveau wettelijk te regelen. Omdat hij had gezien dat commissarissen in Duitsland hun besluiten vaak namen buiten de vergaderingen waarin ook de werknemerscommissarissen aanwezig waren bepleitte hij een wettelijke regeling waarin een delegatie van de (centrale) ondernemingsraad de vergaderingen van de raad van commissarissen en de aandeelhoudersvergaderingen als toehoorder met een raadgevende stem mag bijwonen.